HEILIG HANDWERK: Hoe schilder ik een icoon?
Een icoon is een heilig voorwerp en heeft een centrale plaats in de kerkdienst van de oosters-orthodoxe kerken. Christus, Maria en heiligen kunnen erop staan, en ook bijbelse gebeurtenissen. Men kan via de icoon contact leggen met de heilige, die vereren met een kaars en wierook, aanraken, en ervoor bidden. Door de icoon worden Christus, Maria en de heiligen vereerd.
Het christendom is in de Romeinse provincie Palestina, het tegenwoordige Israel, ontstaan omdat Jezus Christus daar geleefd en geleerd heeft. Maar iconen ontstonden pas, toen de Romeinen het christendom toelieten als godsdienst in het jaar 312. De eerste iconen die over zijn, van rond 550, zijn verwant aan en even prachtig als de mummie-portretten van Fayum, ook in encaustiek. Na een beeldenstorm in de 8e en 9e eeuw is de techniek van de iconen in eitempera.
Veel kunstenaars hebben met ontzag gekeken naar deze sterke afbeeldingen, die de eeuwen getrotseerd hebben. In Nederland hebben in de laatste 50 jaar velen zich aan het schilderen van iconen gewijd, en daardoor kennis gemaakt met de eeuwenoude techniek, de aparte vormentaal en het kleurgebruik, en niet te vergeten de intense mystieke uitstraling. De strakke regels die gelden tijdens het maakproces leiden eerder tot de conclusie dat iconenschilderen een ambacht is en geen kunst.
Het staat iedereen vrij een icoon te schilderen. Jan Verdonk die hieronder van de stadia van het produceren van een icoon zal vertellen is theoloog en orthodox, en van hem wordt een meer geestelijke instelling verwacht door zijn kerk.
Als het resultaat van je icoon voor jou telt, moet je zo dicht bij de traditionele materialen blijven. Wat ziet een icoon in acrylverf er goedkoop uit als je hem naast een in temperaverf houdt! Temperaverf is magisch doordat de gebruikte eidooier moleculen heeft die het licht breken - hou het maar eens in het volle zonlicht.
Je kiest een houten paneel zonder knoest of hars en voldoende doorgedroogd. Tropische mahonie en abachi zijn het beste bestand tegen kromtrekken door het water wat er bij gronderen en schilderen intrekt. De plank lijmen we in met kaasdoek, gronderen met een half-absorberende natuurlijke “gesso” in plm. 12 laagjes. Zet 36 blaadjes gelatine een uur in een liter water, verwarm het en strooi er voorzichtig lepels kaolin + champagnekrijt in tot alles is weggezakt en je een pap hebt.
De grondering wordt geschuurd en uiteindelijk gepolijst met korrel 800 schuurpapier. (afb)
De afbeelding of de werktekening (afb.1) haal je van internet of uit een boek, en trekt de grote vlakken op de plank over met grafietcarbon. Bladgoud is verkrijgbaar in boekjes van 8x8 cm vast op vloei of los op vloei. Mooi is vanaf 21 tot 23,75 karaat en niet erg duur.
Voor de vergulding gebruik ik een laag acrylbolus (Koelner Kggg-systeem no.2) die spiegelglad polijstbaar is, waarop ik Instacoll, dat is een acrylmixtion, als goudlijm leg, en daarop het bladgoud, dat ik blinkend kan opwrijven met een brillendoekje. Met de bovengenoemde gesso of met Kaltkreidegrund haal ik het teveel aan goud weg, want op goud kan je niet schilderen. (afb.2)
Het bindmiddel dat de pigmenten bindt is half eidooier op half azijn. De benodigde penselen voor een icoon van A4 grootte zijn enkele kleine marterharen en een lange sleper of letterpenseel no.2 van synthetisch haar. De icoon is van de oosters-orthodoxe kerk, en de orthodoxe theologen benadrukken het gebruik van de natuurlijke materialen van Gods schepping. Zo vraagt ook de schilder-theoloog L.Uspensky (1978) zoveel mogelijk de synthetische stoffen te mijden. Maar plantaardige pigmenten zijn erg zwak van kleurkracht. Enkele van mijn 10 pigmenten zijn mineraal-synthetisch van een eenvoudige chemische formule, vaak ijzeroxyden en cadmiums (die wel een beetje giftig zijn). Je kunt nu eenmaal niet zonder een helder rood, geel, wit en groen. Vroeger gebruikte men de giftige menie, napels geel en loodwit.
Je begint de grondvlakken in te kleuren in redelijk donkere tinten, want men werkt van donker naar licht. (afb.3) Vervolgens zoek je de belijning van het kleurvlak op de afbeelding op, de plooilijnen, de donkere lijnstructuur, en zet ze neer. Dat is uitpluizen. De Griekse stijl waarin ik schilder heeft verder 3 dekkende lichten of oplichtingen per kleur. De lijnen zijn de waslijn waaraan de lichten worden opgehangen. Het eerste licht is nauwelijks lichter dan de grondkleur, te vergelijken met een flauwe glans. Het tweede licht is flink lichter en kleiner en wordt bovenop het eerste gelegd (afb.4). Het derde licht, het hoge licht, is fel en nauwelijks dikker dan een lijn. De klederen worden met geometrische vormen opgezet, bv met halve bollen en allerlei driehoeken. Het gezicht en de blote lichaamsdelen worden daarentegen plastisch geschilderd, door tussentonen aan de randen van de lichten te gebruiken. Zo komen de ronde volumes van het vlees naar voren. (afb.5)
Vernissen kan op een natuurvriendelijke manier. Bijenwas die een nacht in de terpentijn heeft gestaan wordt een zachte pasta. De pasta wordt met een kwastje opgebracht en het goud wordt overgeslagen. De icoon moet daarvoor 3 maanden gedroogd hebben. Met tweemaal een laag zijdeglansvernis van Lukas voor tempera gaat het binnen enkele uren.