TERUG naar Artikelen

Pronken Met De Traditie I 2011

ontwerp1

Hoe vaak krijgen wij schilders niet te horen van deskundigen, kunsthistorici, geestelijken, leken, iconenhandelaren en zo, dat we zelf eens moeten gaan ontwerpen. Ik hoor het zo vaak, ook van mensen die Russisch schilderen. Vader Anton van de Amsterdamse Russische kerk, die zelf schildert, de priester André Gouzes in Sylvanès, Frankrijk, Marcel Watté, België, Bernard Frinking, Frankrijk. “Jongen, ga toch eens iets zelf ontwerpen!”
Ik veroordeel het zélf ontwerpen van iconen niet. Voor de duidelijkheid: het gaat hier over toegestane ontwerpen natuurlijk, die de kerk zal goedkeuren omdat ze overeenkomstig de schildersboeken zijn, de leer van de kerk weerspiegelen, gebaseerd zijn op wat mensenogen hebben gezien of in de legenden en de heiligenlevens is opgetekend. In de school van Bernard Frinking krijg je in het ontwerpen les. Je tekent alvorens te schilderen. Daarbij heb ik deze bedenking: niet iedereen heeft tekentalent. De ontwerpen die men maakt hálen het niet bij de uitgebalanceerde en uitgekristalliseerde ontwerpen van de traditie. Het doet tekórt aan de traditie. Weinigen van Bernards leerlingen slagen er natuurlijk in een waardige tegenhanger te componeren van de iconen die de traditie aanreikt. Ik vergelijk het zelf tekenen in mijn laatste blog met het zetten van een cirkel (voor een nimbus) uit de losse hand in plaats van met een passer. [In de klassen van De Caluwé was het gebruik zonder passer trouwens].
In mijn allereerste blog ga ik in op Bernards argument. Heel kort nog eens: je gaat met andermans veren pronken. Hij noemt het onze ijdelheid. Nou, die voortekeningen die aan de iconen van bv. Theofanes te grondslag liggen hebben een lange voorgeschiedenis van eeuwen. Het is niet de verdienste van één. Namen die je dan kunt noemen zijn Andreas Ritsos, Raimondi, Zuidduitsers, Italianen, Klassieke Griekse en Romeinse beeldhouwers en Hellenistische mozaïekkunstenaars. De verdienste is van de traditie als je toch een naam moet noemen. En het is juist de bedoeling te prónken met de traditie. … Dat de iconenschilder pronkt met de traditie. Bernard, die Grieks leest, heeft Dionysius van Fourna zéker niet gelezen over het overtrekken van oude iconen.
Zijn tweede argument: je tekening moet voortkomen uit je inspiratie. Dat noem ík dan ijdelheid. “Wat denk je wel dat je bent”, denk ik dan.
Ik ga hier wel tekeer tegen het ontwerpen, maar ik doe het zelf ook. Hoe nu? Ik heb les gehad van Bernard in 1997-99 in drie cursussen*. Ik tekende twee keer een Mandylion en het was Hem. Een Johannes in de Woestijn, en het was raak. Drie jaar later een Zoetkussende Moeder Gods, en wat bleek later? Als twee druppels later de bekende Zoetkussende uit het Benaki-museum. Ik kreeg wel kippenvel op dat moment moet ik zeggen. Toen was ik 12 jaar fulltime iconenschilder. Je droomt dan als het ware het iconengezicht. De traditie slokt je op een gegeven moment op. Je wordt overvoerd met het goede voorbeeld. Het wordt vasten met de ogen. Je kijkt minder TV en film dan iconen. In dit stadium kan je onbekommerd gaan tekenen en het rolt zo uit je potlood.
Dus deze timing is verplicht. Eerst jaren dagelijks kopiëren, dan tekenen. Van mijn (vrijetijds-) schilders is er niemand die tekent. Terecht. In Griekenland zijn er misschien wel een gelukkige 100 op duizenden iconenschilders die het lukt om een waardige Christus neer te zetten. Allicht. Het zijn professionals dankzij het orthodoxe Griekenland. Alleen hun is het gegeven door hun dagelijkse werk en hun talent.
Wat ik nu graag van de deskundigen, leken en schilders zou zien die schamper spreken over kopiëren en die ons vragen zelf eens iconen te ontwerpen: een beetje meer respect voor de traditie. Wij pronken met de traditie als we haar uitbeelden in haar oude iconen. Wij laten zien hoe mooi ze is. De traditie is op haar best in de oude iconen.

*Dit voor mezelf: 29/8-7/9/97 en 15-21/3 en 4-11/9/99