TERUG naar Artikelen

Is het wijden van iconen noodzakelijk?

Wie zich buigt over de vraag wat precies iconen zijn, komt automatisch uit bij de vraag of iconen gewijd moeten zijn voordat ze iconen genoemd mogen worden. Velen zouden geen ongewijde icoon in hun huis willen ophangen, ze beschouwen dat als heiligschennis. Men vindt dat een profane afbeelding door de wijding een heilige icoon wordt. Of het wordt op zijn minst een betere icoon. Weinigen zetten vraagtekens bij de in hun ogen legitieme, traditionele en totaal orthodoxe praktijk van de iconenwijding.

Maar spreek je dan van een niet-icoon vòòr de wijding? Dat kan niet, denk ik dan altijd. Wijden is niet essentieel voor de icoon, hoe vreemd het ook lijkt.

Vader Steven Bigham van het karpatho-russische diocees in Montreal deed onderzoek naar de iconenwijding en kwam tot verassende conclusies.

In de verslagen van het 7e oecumenische concilie te Nicea (787) lees je dat de iconoclasten, de iconenbestrijders, beweerden dat de icoon niet heilig is. Volgens hen was het een gewoon voorwerp zonder waarde zoals de schilder het maakte, omdat er geen wijdingsgebed over werd uitgesproken.
Voor het eerst wordt een wijdingsgebed (en maar liefst vijf) opgenomen in 1649 in het Oekraïense gebedenboek van Petrus Moghila van Kiev en in het grote Griekse gebedenboek, het Euchologion, in 1730. De traditie kent dan al 1500 jaar lang geen wijding! Dus het zal er om draaien hoe de vaders van 787 de iconoclasten op het concilie hebben weersproken, en dat zal alles verklaren. Het bewijst dat mijn gevoel juist was.

De concilievaders van 787 zeggen in het kort samengevat: Een icoon wordt het, als hij de gelijkenis met het hemelse prototype heeft, vanaf het moment dat de icoon de naam van de heilige draagt. Een icoon is dan van zichzelf al heilig en vol van genade.

De genoemde orthodoxe gebedenboeken schijnen te hebben willen opbieden tegen de gebruiken in de Rooms-katholieke Kerk. Een voetnoot van de uitgever van het Euchologion uit 1730 wijst op de Rooms-katholieke, met name de bisschoppelijke gebedenboeken die al iconengebeden bevatten.

De centrale tekst van het Euchologion luidt: “Daarom bidden wij U, onze God, om de genade van uw Heilige Geest neer te zenden, samen met uw engel, op deze icoon, zodat elk gebed dat aan U gericht is door deze icoon kan worden ontvangen door de genade van Uw eniggeboren Zoon …”. De Russische versie spreekt van het “geheiligd” worden van de icoon door dit gebed.

De situatie van tegentraditionele iconenwijding is tragisch maar niet verrassend, zegt Bigham. Vanaf de 17e eeuw degenereert het iconenschilderen, dus waarom ook niet de theologie en de gebedspraktijk van de kerk? Hij stelt voor de iconenwijding te vervangen door een ceremonie van goedkeuring en acceptatie van een nieuwgeschilderde icoon door geestelijkheid en gelovigen, zonder de iconoclastische notie die in de gebeden van de huidige wijdingen naar voren wordt gebracht.