Het onstaan van de Griekse Kerstikoon en de schildersboeken
door Jan Verdonk
Altijd zien we op de Griekse kerstikoon een groot aantal scenes.
Hoe is deze compositie ontstaan? Wat zeggen de schildersboeken?
(Kerstikoon, 15e eeuw - privébezit uit de voormalige Volpi-collectie Londen.)
Direct na de erkenning van het christendom door Constantijn de Grote (312) werden christelijke voorstellingen afgebeeld op stenen sarcofagen. Wat Kerst betreft begon het bijna symbolisch met alleen het Kind in de kribbe met de os en de ezel. De kribbe lijkt een gevlochten mand. De os en de ezel, die niet in het evangelie voorkomen, werden al door de kerkvader Origenes (185-254) bij de kribbe betrokken op grond van de profetie in Jesaja 1:3. Ze verwarmen met hun adem het Kind lezen we vaak. Nog in de vierde eeuw wordt de voorstelling uitgebreid: Maria zit naast de kribbe met soms Christus op haar schoot. Eén of twee herders horen de verkondiging van de engel of aanbidden het Kind. De wijzen uit het Oosten reizen de ster achterna of aanbidden het Kind met geschenken in de hand. Jozef staat terzijde. Aanwezig is soms een profeet met een boekrol. Plaats van handeling is soms een schematisch aangegeven stal. Uit de vijfde eeuw stammen reliefs op kostbaarder materialen als zilver, goud, ivoor en marmer. In 431 werd Maria Moeder Gods (Godbarende) genoemd op het derde oecumenische concilie te Efese. Hierdoor werd Maria in de vijfde eeuw een tweede centraal punt in de kerstvoorstelling. Ook ontstaat het type van de aanbidding der wijzen, waarin Maria frontaal zit met Christus op haar schoot.
Ten slotte ontstaan in de zesde eeuw in Palestina de belangrijkste elementen van de definitieve compositie, op grond van de lokale traditie en de schriftelijke overlevering, inclusief de apocriefe boeken:
- Christus als Kind, in doeken gewikkeld.
- De kribbe wordt een hoger bouwsel van steen.
- De stal wordt een grot, op grond van het proto-evangelie van Jacobus.
- Maria zit op een rots of ligt op het kraambed.
- Jozef zit te peinzen omdat Maria zwanger blijkt te zijn van de Heilige Geest.
- De twee vroedvrouwen Zelomi en de ongelovige Salomé wassen het Kind, volgens het proto-evangelie van Jacobus. Ze werden door Jozef, volgens het pseudo-evangelie van Matthëus, gehaald maar kwamen te laat voor de geboorte. Hoe belangrijk de apocriefe boeken zijn bewijst het feit, dat het gesprek tussen Maria en de twijfelende Jozef tijdens de tocht van Galilea naar Bethlehem via pseudo-Mattheus en pseudo-Jacobus in de orthodoxe liturgie (Meniaion) terecht is gekomen. Het gesprek handelt over de noodzaak van de menswording van de Zoon, dus is van centrale dogmatische betekenis.
Tegen de twaalfde eeuw is er een nieuw scala van materialen waarmee Kerst afgebeeld kan worden: mozaïek is op zijn retour, in opkomst is nu het goedkopere fresco, en verder is er de ikoon, het miniatuur, het email, en nog steeds ivoor.
Bij de elementen van de definitieve kerstafbeelding hebben zich gevoegd:
- De verkondiging aan de herders door de engel.
- De wijzen die de ster volgen, en de aanbidding der wijzen.
- De oude herder. Hij draagt een dierenhuid of is als herder gekleed. Hij kan op verschillende plaatsen in de compositie voorkomen en is dus niet, zoals vaak geschreven is, de duivel die Jozef twijfel influistert. De kribbe heeft de vorm gekregen van een stenen graf, als voorafschaduwing van het Lijden. Ook zijn er nog de Boom van Jesse naar Jesaja 11:1, de fluitspelende herder die zo uit een antieke scene is gestapt, de schapen, en de berg naar Habakuk 3:3. Ook de kerstliturgie zegt dat Maria de Heilige Berg is.
Op fresco of mozaiek is de kerstafbeelding vaak breed, waarbij het oog van de ene scène naar de andere dwaalt. Zie bijvoorbeeld de mozaïeken in de Hosios Loukas in Griekenland en in de Chorakerk in Istanbul uit de elfde eeuw.
De ikoon vraagt echter meer om een smalle compositie, en die is ook ontstaan, zoals bij voorbeeld het miniatuur uit het Vatopediklooster (hiernaast) op Athos uit de veertiende eeuw. We zijn dan nog in de Byzantijnse tijd van de Paleologenkeizers. Uit de Griekse kerstikoon in dit stadium, breed en smal, is de Russische ontstaan.
De Kretenzische school (1400-1600) heeft de twee composities allebei uitgevoerd. De Venetianen waren de bezetters van Kreta en zodoende slopen elementen uit de Italiaanse kunst in de Kretenzische, terwijl al eerder de Macedonische school (1200-1400) was beïn vloed.
De schildersboeken
Dionysius van Fourna (1670-1745) was zowel priester als ikonenschilder. Voor het technische gedeelte van de 'Hermeneia' gebruikte hij materiaal uit het Luccahandschrift (9e of 10e eeuw) en uit Theophilus en Cennini (14e eeuw). Andere delen zijn van later dan 1600. Hij verzamelde wat er al geschreven was en vulde het aan. Maar, zegt hij, als de lezer er niet uitkomt, kan hij meer in de synaxaria en de liturgische boeken vinden. Dionysius leefde in een zware tijd van economische en artistieke neergang onder de heerschappij van de Turken. Hij kon niet reizen en er was geen informatie. Hij heeft voor een deel ikonen, die hij gezien had (en niet de oudste en de beste) uitgekozen, beschreven en canoniek gemaakt.
Fotis Kontoglou (1895-1965) heeft de grote verdienste het complete schildersboek, de 'Ekfrasis' (1960), voor de Griekse stijl te hebben geschreven. Hij was docent aan de kunstacademie van Athene en door het bestuderen van m.n. de Kretenzische school op Athos kwam hij zelf tot een soort neo-Byzantijnse stijl, waarmee hij de gangbare 19e eeuwse realistische ikonenschilderkunst vaarwel zei tot voorbeeld van eerst enkelen, daarna (vanaf 1990) van een complete generatie ikonenschilders. Hij hield de Grieken voor dat de Byzantijnse, Macedonische en Kretenzische ikonen Grieks erfgoed waren. Door zijn research was hij in staat 'westerse' invloeden aan te wijzen in Griekse ikonen. Zijn kritiek op de 'Hermeneia' is, dat deze ook ikonen beschrijft die uit de westerse schilderkunst komen, via Italiaanse en Duitse gravures. Verder behandelt de 'Hermeneia' olieverf - we werken met pigmenten en ei, zegt Kontoglou gebiedend. Het wordt duidelijk hoezeer hij terugkijkt naar het verleden en dan alleen datgene waardevol vindt, wat niet is aangeraakt door de westerse kunst.
Dionysius en Kontoglou stemmen niet overeen in de beschrijving van de kerstikoon. Dionysius geeft minder scenes dan Kontoglou. Het wassen van het Kind ontbreekt en hij schrijft een knielende Maria voor. Zoals wij nu weten komt de knielende Maria uit de Italiaanse kunst en wordt al voor 1500 op Kretenzische ikonen aangetroffen. Dionysius gaat klaarblijkelijk uit van een 'zwaar op de Italiaanse kunst leunende' ikoon. Typerend is dat Maria volgens Kontoglou op het kraambed moet liggen. Maar natuurlijk, als vanouds, omdat er op de ikoon een theologische uitspraak wordt gedaan: Maria heeft de Zoon van God gebaard. Hoe haalt Kontoglou uit naar de wriemelende mensenmassa op de ver-Italiaanste ikonen! 'De Heer die voor ons Kind is geworden valt niet eens op tussen die menigte'. Dan liever de 'geweldige eenvoud' van de echte Griekse ikoon. Blijft de vraag wie de schilders moeten volgen, Dionysius of Kontoglou. Dionysius lijkt geen zintuig te hebben gehad voor de oudste ikonografische traditie van de kerk. Wilde hij niet? Vond hij het andere mooier? Kontoglou zegt kort maar krachtig dat de ikonografische types van de heiligen en de bijbelse scènes in de orthodoxe ikonen onveranderlijk zijn. Generaties schilders gaven ze getrouw en gehoorzaam door. Dat is ook onze taak. Dus, overtuigd van het gelijk van Kontoglou, zullen we zijn schildersboek volgen. Dionysius was maar een kind van zijn tijd, de 18e eeuw, toen alles gewoon wat minder was.
Slechts één andere kerstikoon is denkbaar. Beide boeken vermelden 'De aanbidding der wijzen'. Deze omvat drie scenes: de wijzen met hun gaven voor Maria met Christus op de arm, de paarden die verderop wachten bij een dienaar en de wijzen die terugkeren naar hun land. Domenikos Theotokopoulos (El Greco) heeft er in 1565 een zeer ver-Italiaanste versie van geschilderd (Benakimuseum, Athene).
Zou de liturgie de kerstikoon beinvloed hebben? Men zegt toch dat de liturgie de profeten en het evangelie theologisch uitlegt en de afbeelding bepaalt? Hier is het troparion van Kerst: "Wat kunnen wij u aanbieden, Christus, die geboren zijt op de wereld voor ons? Want elk van de schepselen die door u zijn voortgekomen, biedt dankbaar zijn geschenken aan: de engelen hun gezang, de hemel de ster, de wijzen hun geschenken, de herders hun bewondering, de aarde een grot, de woestijn een kribbe, maar wij, mensen, bieden u een moeder en maagd."
(Eikonikon 70,3)