Interview: VAN SCHILDER TOT SCHOOL 2007
Ter introductie van de expositie in de Nicolai-kerk in Utrecht volgt hier een portret van Jan Verdonk, aan de hand van de vragen die door de cursisten Nelia Langeveld, Jan van Alphen en William Feijten gesteld zijn.
Wat is je motivatie?
Ik was afgestudeerd als theoloog in Amsterdam aan de UvA. Mijn hoofdvakstudie was de orthodoxie; toen ik in 1990 mijn latere leraar Neoklís tegenkwam, viel ik meteen voor de iconen en werd gelijk ook orthodox want dat had er altijd al in gezeten. Ik kon al goed schilderen, wat natuurlijk meegenomen was. Om het precies onder woorden te brengen: mijn motivatie komt voort uit mijn orthodoxe geloof en uit bewondering voor de traditie van de iconen.
Waarom de specifieke keuze voor de Griekse schilderstijl en waarin verschilt deze stijl van andere stijlen?
Ik heb een Grieks specialisme. Op school heb ik Oudgrieks gehad, in mijn studie de filosofen, Nieuwe Testament, kerkvaders en Byzantijnen gelezen, allemaal Grieks en mijn bijvak was Nieuwgrieks. En ik heb twee jaar in Griekenland gewoond. In 1990 ontdekte ik de mediterrane kleuren van de iconen bij Neoklís in Athene. Ik zag ze toen in mijn dromen. Voor mijzelf maken de kleuren van de Middellandse zee het verschil met de Russische iconen.
Wat is de meerwaarde van het feit dat je theologie gestudeerd hebt in relatie tot het schilderen van iconen?
Als ik iconen schilder voel ik constant de associatie met de bijbel, liturgie, kerkvaders, kerkgeschiedenis en spiritualiteit, dat alles wat ik mijn vak noem als theoloog. Dat is niet zo gek, want in de icoon zit de bijbel. De icoon laat zien, de bijbel beschrijft. De icoon is het vehikel van het evangelie zegt de kerk.
Bestaat er geen gevaar door jouw drukke praktijk dat er door het opleiden van zoveel mensen een zekere vervlakking van het ambacht optreedt en dat dit ten koste gaat van de kwaliteit?
Ik doe niks af aan de eisen van het ambacht. Het Griekse schilderen is een pakket van regels, de volgorde is ook belangrijk, (eigenlijk heel schools) en dat leert iedereen. Het is bij elkaar wel veel, zodat ik in een les vaak niet meer dan twee minuten rustig op mijn stoel zit. Soms denk ik: waarom heb ik eigenlijk een stoel nodig als ik toch drie uur rondloop?
Wat is het leuke aan lesgeven?
Midden op de grote tafel staat vaak een berg kleine rommel, schilderkisten en papier, de wanorde ten top, terwijl de iconen sereen er omheen liggen. De gesprekken dreigen wel eens over t.v.-programma’s te gaan, dan is het tijd om in te grijpen. Schreeuwen mag ook niet.
Ik heb ook het gevoel dat we samen aan onze icoon schilderen, de één helpt de ander, ook de ander in een andere klas, want ikzelf wordt geholpen, verbeterd of geadviseerd door de leerlingen en daar heeft iedereen profijt van. Dit jaar gaan we op excursie naar de Russische kerk, met vesper en eten in de stad.
Leerlingen zullen uiteindelijk ook een eigen stijl ontwikkelen. Wat zijn voor jou de grenzen van het hebben van een eigen schilderstijl?
Voor enkelen is dit al de dertiende cursus. Maar iedereen ontwikkelt zich al vanaf het begin. Je ziet robuuste schilders en mensen die van schilderachtig houden en van details. Sommigen gaan op in het lijnenspel. De eigen stijl komt vooral tot uitdrukking in de lijnvoering, de kleurkeuze en de uitdrukking van het gezicht.
Als iemand geneigd is te experimenteren, dan kan dat ook nog binnen de Griekse stijl, er is zo enorm veel te onderzoeken wat ooit al geschilderd is. Er zijn grondvlakken transparant opgezet, transparante lichten, zachte (Italiaanse) lichten, koude lichten op warme grondkleuren, ga zo maar door. Er is ook een repertoire wat de schilder moet beheersen, zoals de berg, de rivier, de boom, het huis, het dier, het haar, de baard. Ik raad iedereen aan binnen de traditie te blijven. Dan voeg je daaraan nog iets toe. De grens is de traditie.
Je bent zelf Grieks-orthodox terwijl de meeste leerlingen dat niet zijn, jouw schilderen is een dienst aan de kerk, hun schilderen is misschien puur om de techniek. Maakt jou dat uit?
Nee, dat maakt me niet uit. De leerlingen zijn geïnteresseerd in de achtergronden van de icoon. Veel mensen sprak ik ooit op de iconenexposities in het Bijbels Museum en het Catharijneconvent waar ik aan meewerkte, en die zag ik terug in de les. De orthodoxe standaardeisen voor de icoon gelden voor mij en die geef ik door, en er is altijd theologische informatie en discussie over natuurlijke materialen bijvoorbeeld.
Wat houdt je bezig?
Wat mij wel bezighoudt is dat er heel veel schilders in Rusland zijn die in de Russische stijl en techniek schilderen maar Griekse voorbeelden gebruiken. Maar dat is andere vormentaal. De Griekse vormen, bijvoorbeeld van de Kretenzische schilder Andreas Ritzos, komen uit de Hellenistische stijl en zelfs uit de Oudheid, nl. de klassieke beeldhouwkunst. Ze kunnen wel zeggen dat ze gewoon de vereerde Moeder Gods schilderen, maar het resultaat is ambigu, dubbelzinnig, het rijdt op twee sporen. Hebben de Russen geen voorbeeldboeken van Stroganov en Ushakov dan? Dat de voorbeelden Grieks zijn wordt niet eens gesignaleerd door auteurs als Popova en Yazykova, zodat ik moet concluderen dat het Russische schilderen zich in een crisis bevindt.
Breng je zelf ook een icoon naar de expositie.
Ik heb zin om het drieluik met de grote Deësis te laten zien, die ook op mijn website staat. Ik ben eraan gehecht. Ik heb er ook altijd herinneringen bij aan de tijd waarin het geschilderd is, in het atelier van de restaurateur Dimitris aan de overkant van het IJ in Noord. Toen hij vertrok zat ik daar in mijn eentje, in de grote stilte. Verder zal ik een Nikolaas-icoon ophangen omdat de kerk in Utrecht waar we exposeren aan Nikolaas is gewijd.
Verleden, heden, toekomst?
Ik heb geluk gehad en het geluk gevonden. Dat ik mijn leraar vond was fantastisch, ik beschouw hem nog steeds als de beste schilder van Griekenland, ook al is ie gestopt. Toen ik uit het vliegtuig stapte in 1991 in Nederland wist ik dat ik mij aan de icoon zou wijden. Ik heb nooit zorgen gehad, ik werd gewoon geholpen. Ik heb tien jaar thuis geschilderd, bij familie in Frankrijk en in huurkamers in Griekenland. Toen het tijd was, moest ik les gaan geven. Dat was een heel andere fase, wel heel gezellig moet ik zeggen. In de zomer is er geen les, dan heb ik meer tijd en schilder ik opdrachten. En zo gaan we door, met deze mensen en met mijn eigen werk.