El Greco. Tweede periode
Toledo, 70 km. ten zuiden van Madrid, was tot 1563 de hoofdstad van Spanje. Toledo kon in Spanje geen noemenswaardige schilders vinden voor schilderingen in kerken en kloosters. De toon werd in deze tijd aangegeven door de Nederlanden en Italië. In 1576 werd El Greco naar Toledo gehaald waar hij een atelier begon, waar vele leerlingen min of meer zijn schilderijen vermenigvuldigden en etsers zijn werk grote internationale bekendheid gaven. Tot Madrid, de nieuwe hoofdstad, heeft hij het nooit geschopt. Wel kreeg hij een opdracht van Philips II, die de kwaliteit van zijn werk erkende.
El Greco was een maniëristisch schilder, uiterst nauwkeurig en gekunsteld, denk aan zijn lange uitgerekte figuren. Hij hoor bij de topdrie van de Spaanse schilderkunst met Velasquez en Goya.
Mijn bedoeling was om in Brussel met het oog van de Griekse iconenschilder naar El Greco te kijken. Het heeft direct resultaat. Wel staan er soms Vlaamse luchten op de achtergrond. Maar in het kleurgebruik herkennen we de oude Griekse recepten. Als je naar het blauw kijkt van De tranen van de heilige Petrus, zie je dus precies de tint van het onderkleed van véél iconenschilders. Bij de Heilige Ildefons zie je en okeren licht op donkergroen. Ook aan kleurharmonie is vastgehouden. Zo neutraliseert het kleine intens groene vlak met het grote flauw roze. Of de kleding wordt op oranjerode grondering opgezet, die soms doorschijnt. Op blauw, rood of groen als grondkleur worden witte lichten gezet, dIe aan de rand transparant worden. De iconenschilder kent dit procédé ook als glykasmós, verzachten, rondschilderen of verzoeten. Steeds rijker wordt het kleed of het gezicht in kleur, steeds meer wordt er opgelicht. In elk schilderij staat wel een kleed in de kleur zoals wij met de syllabus in de hand nu nog fabriceren.
Zo, dus wij hebben stof te over als we hem te spreken krijgen. "Dat rood is toch de kleur van het bovenkleed van Maria Magdalena, Domínikos?" Hij is heel trouw gebleven aan de kleurstellingen van de Byzantijnse kleding op de iconen. Soms niet: Alexandre Embiricos noemt in zijn L'école Crétoise (1967) " een gamma van vreemde kleuren, schemer- en brandkleuren, loden duisternissen, nachtmerriebelichting ...".
Verder heeft deze Greco de overstap kunnen maken van het gestileerde Byzantijnse schilderen naar het afbeelden van de werkelijkheid. Dat realisme maakt hij zich in Toledo eigen, zodat bisschoppen en abten op grijze apen lijken, waarschijnlijk omdat hij weigerde de zaken mooier voor te stellen dan ze waren. Hij schildert in de baard losse haren in een onnavolgbare krul in zwarten, witten en grijzen alleen.
Het kan toch zo zijn dat hij de Spanjaarden mooie mensen vond, want lange wimpers, donkere ogen en wenkbrauwen zie je overal terug - de Spaanse "look".
Er is nog een link met de iconen. Op Kreta werden alleen iconen geschilderd. De icoon was de religieuze wereld - het was geen plaatje om naar te kijken maar het was een afbeelding van de eeuwige wereld, van het transcendente. Op die manier was de icoon heilig.
Toledo was een kerkstad. In zijn religieuze schilderijen heeft El Greco merkbaar naar dat gevoel teruggegrepen van dat het schilderij heiligheid moet overbrengen, transcendentie, de zaligheid van het eeuwige leven en de genade van de Redder der wereld. Zie de statige pose en de brandende blik in de ogen van de evangelisten. Zeker heeft hij in zijn Begrafenis van de graaf van Orgaz gebruik gemaakt van de compositie van een Ontslapenis van de Moeder Gods-icoon, omdat die beneden een aards register heeft met het doodsbed en een hemels register met Christus in de wolken.
Het is aan de kunsthistorici om uit te maken of El Greco de inspiratie voor dit schilderij heeft gehaald uit Damaskinós' icoon uit diens Venetiaanse periode, of misschien toch van Titiaan of van de etsen van Ramondi. Simon Vestdijk laat in "Het vijfde zegel" El Greco zeggen dat de inspiratie kwam van de Deësis (p.66). Welke dan?