OPEN BRIEF AAN EIKONIKON 2015
Eikonikon is schijnbaar, naast Wikipedia, de belangrijkste bron van informatie over iconen en iconenschilderen op het Nederlandstalige internet. Zo staan op de website van Eikonikon bijvoorbeeld de artikelen “Ikonen, een introductie” en “De geschiedenis van ikonen in vogelvlucht” van de hand van Kees van Veen (1950-2010). Hij was schoolmeester, alsmede leraar in iconenschilderen, daarin weer leerling van pater Robert de Caluwé en de monnik Ton de Nooy; Kees was een productief schrijver over iconen en 25 jaar hoofdredacteur van Eikonikon. Zijn woorden worden nog steeds overvloedig geciteerd, maar hij verspreidde helaas ook, ondanks alles, achterhaalde meningen en dus onjuiste informatie via Eikonikon. Het gaat om dubieuze definities, normen en historische inzichten, zoals uit het vervolg blijkt. Een cynisch situatie! Eikonikon bij uitstek hoort goede informatie te verschaffen!
Mijn doel met deze brief is Eikonikon te overtuigen om Kees’ artikelen aan te passen en er betere voor in de plaats te zetten, om te beginnen met deze open brief.
Reactie op “Ikonen, een introductie”.
1) Van Veen noemt iconen steeds een gebedsmedium. Bijvoorbeeld: “de icoon wordt geschilderd om te dienen als, is bedoeld als gebedsmedium, de ware bestaansreden van de icoon is het gebed”. Het is een raadsel waarom op deze plek, in een inleiding over iconen, dit gesteld moet worden. De term “gebedsmedium” schrijft namelijk met nadruk en eenzijdig voor wat we met iconen moeten doen: bidden. Dit is enorm belerend, gebrekkige en dus onjuiste informatie. Want het is ook gewoon om iconen met een buiging te vereren, met een kaarsje en een lichtje te verlichten, aan te raken, te kussen, te bewieroken en rond te dragen in processie. Dus in het gebruik is een icoon zoveel meer dan een crucifix. Dat is pas een echt gebedsmedium. De icoon is echter een onbegrijpelijk wonder, een heilig mysterie. We kunnen het best de bredere termen blijven gebruiken als: verbindingsmiddel, contactmiddel, overbruggingsmiddel, venster, doorgeefluik, sluis of passage, tussen onze en de eeuwige wereld en vice-versa.
2) Van Veen gebruikt de term “iconen schrijven”. Dit werd onlangs door David Coomler overdreven, geaffecteerd (affectuated) genoemd. In Eikonikon 118 heeft Wim Vermeulen reeds gewezen op deze fout als we iconenschilderen zo uit Russisch en Grieks vertalen.
3) Waarom heeft in het artikel Christus in de vorm van een schriftrol “het Woord” in de hand op de Paasicoon? Christus wordt zelf ook het Woord genoemd, en daarom is de formulering hier ongelukkig.
4) Het westen van Europa zou vóór het schisma van 1054 iconen gebruikt hebben. Dat is zeker niet het geval geweest.
5) Van Veen beweert dat als iconen als “meditatief concentratiepunt” gebruikt worden in niet-Byzantijnse kerken, ze er niet minder om gewaardeerd worden. Wie zijn ogen gebruikt in orthodoxe kerken kan het grote verschil zelf vaststellen.
6) Er staat: “in de eerste eeuwen noemde men alles icoon: van miniaturen tot fresco’s en medaillons.” Maar dat gebeurde niet alleen in de eerste eeuwen. Nog steeds, tot op de dag van vandaag, worden de afbeeldingen op miniatuur, fresco en medaillon, ondanks dat ze niet van het traditionele materiaal (hout, lijm, krijt, linnen, tempera) zijn, maar wel de juiste, vereerde afbeelding laten zien, iconen genoemd.
7) Waren volgens Van Veen een aantal grote kunstenaars onder de iconenschilders “meestal kloosterlingen”? Dat is niet te bewijzen met namen. De iconenschilderkunst van Kreta vanaf 1400 wijst juist meest op leken. Nog een andere context wijst op het tegendeel, nl. toen de Russische iconenschilders toch vrij laat in de geschiedenis, op het Stoglav-concilie van 1551, aangespoord werden om geestelijk en lichamelijk zuiver te leven, “anders moesten ze maar trouwen”. Dus kloosterlingen? … en bij pover schilderwerk niet zeggen: “Dit is ons beroep en we moeten ook eten”.
8) Iconen worden volgens Van Veen nooit gesigneerd. Maar zie het artikel in Eikonikon 114 “Signeren de Grieken?” waar menig signeren vanaf de 15e eeuw is bewezen. Men kan ook, nog vroeger, Macedoniërs, Serven en Egyptenaren noemen, die in oude tijden hun iconen signeerden. In Rusland signeerde Ushakov.
9) De kleuren van de oplichtingen zouden in Van Veens uiteenzetting over het effect van de opeenstapeling van lichten als het ware versmelten “en nieuwe kleuren doen ontstaan”. In ieder geval gebeurt dit niet op Griekse, Servische en Koptische iconen.